Skip to main content

Achter de reclameborden is een kroniek van niet alledaagse gebeurtenissen rondom het sportveld. Opmerkelijke en minder opmerkelijke zaken passeren hierin de revue.

Jan Steen

Zaterdagavond 30 augustus jl. druppelden in de diverse appgroepen het nieuws binnen dat Jan de Graaf, beter bekend als Jan Steen, was overleden. Mijn eerste reactie was, welke onverlaat heeft deze slechte en misplaatste grap geplaatst? Maar het bleek geen grap nee, dit was bittere ernst.

Jan Steen, controversieel en ongefilterd, kende geen middenweg. Het was ja of nee, het was zwart of wit. Met een geheel eigen kijk op voetbal, politiek, regels, de wereld enz. Hij had het niet zo op mensen die, zoals hijzelf omschreef, om het pluche een functie bekleden. Hij had daarentegen meer op met mensen die met het hart hun taken voor onder andere onze club uitvoeren. Zo voetbalde hij vroeger ook. Alles vanuit een aanvallende, opportune speelwijze maar vooral vanuit het hart.

Het eerste van Spakenburg was net een stapje te hoog voor Jan maar in het tweede was en zat hij destijds op zijn plaats. Na de In Memoriam over Henk Heijnen in de podcast Door De Blauwe Bril van enkele weken geleden, kwam hij naar ons toe en complimenteerde hij ons ermee. Hij had er zelfs een traantje om moeten laten. Ook dat was Jan, ruwe bolster, blanke pit, een man met een klein hartje. Dat handelen, denken en spelen vanuit dat hart is Jan, hoe paradoxaal ook, afgelopen zaterdag uiteindelijk fataal geworden.

Vanaf nu blijft er op donderdag een stoel op het Blauwe terras of in de Blauwe kantine leeg, daar waar Jan steevast te vinden was. Maar die lege plek wordt vooral gevoeld bij zijn vrouw Jeanet, bij Chris en Tamar, bij Eva en Dylan, bij zijn kleinkinderen, overige familieleden en vrienden. Voor hen is Jan weliswaar uit het oog maar nimmer uit het hart.

Rust zacht Jan, rust zacht.

Tijmen Beekhuis

HERINNERINGEN AAN JAN, CITAAT 1

Het was mijn eerste jaar in de senioren. Als jong ventje van 18, misschien 19 jaar, had ik de junioren achter mij gelaten en stapte ik de grotemensenwereld binnen van de B-selectie van Spakenburg. Ik kwam terecht in een team met mannen als Henri Beekhuis, Aalt van den Broek, Lammert Meester, wijlen Henk Heijnen en Jan ‘Steen’ de Graaf.

Tijdens trainingen vlogen de vonken ervan af. Dit was niet het verfijnde en vriendelijke voetbal wat ik kende uit de junioren, dit was strijden, knokken, overleven. Jan zag al snel de verbijstering in mijn ogen en legde vaderlijk een arm over mijn schouders en zei: ‘Hille, als ze aan jou komen, dan komen ze aan mij’.

HERINNERINGEN AAN JAN, CITAAT 2

Schaven, sleuren en beuken. Dat was het credo tijdens mijn voetbaljaren in het 2e elftal van de Blauwen. Jan Steen, gepassioneerd en vol overgave, ging altijd voorop in de strijd en daarmee inspireerde hij de rest van het elftal.

Dat fysieke voetbal eiste ook z’n tol want zeer regelmatig werd een overtreding bestraft met een boeking, de voorloper van de gele kaart. En zo’n boeking kostte geld. Als team hadden we daarom de afspraak gemaakt dat indien iemand een overtreding maakte die in het belang was van het resultaat, de boete gezamenlijk betaald zou worden. Was er echter sprake van een boeking vanwege zeuren tegen de scheidsrechter, of vanwege een overtreding vanuit frustratie, dan zou de persoon in kwestie zelf de boeking betalen.

Die afspraak verwaterde. Al snel ontstond de situatie dat na elke wedstrijd aan alle spelers werd gevraagd om even te lappen om de boekingen van de zojuist gespeelde wedstrijd te financieren. Ook als er sprake was van mekkeren tegen de scheidsrechter of als er een overtreding werd gemaakt die niets te maken had met het teambelang. Op enig moment liep het de spuigaten uit en had ik de moed verzameld om er wat over te zeggen. Er viel na mijn opmerking een stilte in de kleedkamer die uiteindelijk werd doorbroken door Jan Steen, de man met het grote rechtvaardigheidsgevoel: “hij heeft gelijk, mijn boeking heb ik helemaal aan mezelf te danken dus die boeking betaal ik zelf.”

HERINNERINGEN AAN JAN, CITAAT 3

Een paar weken geleden sprak ik Jan nog, samen met mijn maatje Tijmen, op het terras van onze kantine. We hadden het over de podcast Door De Blauwe Bril. Tijdens dat mooie voetbalgesprek stelde hij, de man met dat stoere verweerde hoofd, met die vriendelijke, maar toch ook doordringende blik in z’n ogen, zich kwetsbaar op.

Jan zei dat we bij hem een gevoelige snaar hadden geraakt omdat we nogal een boud standpunt hadden ingenomen over het overstappen van Rood naar Blauw. Of andersom. En dat vond hij, ontwapenend en direct als altijd, best wel ingewikkeld. Om vervolgens te benadrukken dat hij ons volledig begreep. Toen Jan na het gesprek wegliep keek hij nog een keer achterom en sprak de woorden: “alles voor de club jongens, alles voor de club”.

Hille Beekhuis

Ik spreek mijn maat niet meer

Mijn voetbalvriend Jan ’Steen’ de Graaf is overleden. Een grootbek, met een onnoemelijk klein hart.

Jan en ik waren op veel vlakken tegenpolen. Hij een flapuit, ik wat bedachtzamer. Hij Ajax, ik Feyenoord. Hij politiek rechts, ik anders. Eigenlijk waren er zat redenen waarom we elkaar niet leuk moesten vinden. Maar dat deden we wel. Bij de laatste wedstrijd vorig seizoen zeiden we dat nog tegen elkaar. Met wat biertjes in de hand gaven we elkaar een mannenknuffel – met gekscherend een kus op mijn wang van Jan. Een moment van respect en vriendschap. Zo’n moment dat je koestert.

Op de Westmaat zochten we elkaar altijd op. Vaak staand naast de hoofdtribune. Om te praten over het leven, over voetbal, over mensen waar we ons aan ergerden, over dat normaal doen al gek genoeg is. En vooral om te lachen. Heel soms was Jan er niet, dan appte ik hem. Dan zei hij dat de spanning te groot was, dat hij lekker thuisbleef. Vooral nadat Chris hoofdtrainer werd. Hij was daar terecht zo trots op als een pauw. Maar hij zei ook regelmatig: “Het is helemaal niet leuk om de vader van de trainer te zijn.” Dat begreep ik. Al die meningen, daar als vader mee omgaan leek me ook bijzonder lastig.

Vorig seizoen zei ik nog tegen hem dat ik een stukje over onze band wilde schrijven in Achter de Reclameborden. Hij moest lachen, zat er niet op te wachten, maar zei: “Doe wat je wil, maat.” Zo was Jan: nuchter, maar stiekem wel gevleid. Dat ik dat nu alsnog doe, maar in de vorm van de verleden tijd, is pijnlijk.

Wie hem kende, wist dat hij alles voor zijn kleinkinderen over had. Dan kwam een nog grotere twinkeling in zijn ogen. Dan zag je die stoere, grote mond ineens verdwijnen en bleef er een trotse opa over die niets mooier vond in het leven. Ook wist hij zelf maar al te goed dat hij soms te fel tekeer kon gaan. Op Twitter bijvoorbeeld. Dan zei hij lachend dat ik dat beter deed: “Ik kan net niet helemaal woest op je worden, Johan. Maar je bent soms echt een klootzak.” En zo lachten we er samen weer om.

Ik ben er kapot van dat mijn voetbalvriend er niet meer is. Geen biertje meer samen. Geen flauwe grappen en serieuzere gesprekken meer. Niet stoppen meer in het dorp als we elkaar zagen. Elke vrijdag liep ik met de hond naar Tico voor een haring. En negen van de tien keer zat Jan daar, op het bankje bij het monument, met zijn vrienden. Altijd was er dat vaste ritueel: elkaar plagen, lachen, even serieus. En altijd even elkaar op de schouder slaand: “Ik spreek je weer, maat.” En dat gebeurt dus niet meer. Ik spreek mijn maat niet meer. Jan was een tegenpool waar ik veel van hield. Een man die kleur gaf, een flapuit die met hart en ziel leefde voor zijn familie, voor voetbal en voor de mensen om hem heen.

Jan, maat, ik ga je missen.

Johan Petersen