Achter de reclameborden is een kroniek van niet alledaagse gebeurtenissen rondom het sportveld. Opmerkelijke en minder opmerkelijke zaken passeren hierin de revue.
Na de sensationele bekerzege in Nieuw Galgenwaard tegen eredivisionist FC Utrecht wil het besef, zo’n zes dagen na dato, nog altijd niet binnendringen. Dat euforische bijna orgastische gevoel wil mijn lichaam nog steeds niet verlaten en heel stiekem hoop ik dat dit gevoel voorlopig nog even in mij wil blijven logeren. Zo’n beetje alle superlatieven naar de oorzaak van dit huzarenstukje zijn al voorbijgekomen maar één van de belangrijkste sneeuwt mijns inziens een beetje onder en dat is dat Spakenburg met een heel duidelijk plan speelde.
Maandagavond ben ik nog naar de laatste training wezen kijken. Deels uit nieuwsgierigheid en deels omdat jongste zoon Thomas zijn trainingsdebuut bij de A-selectie mocht maken. De normaal zo stoïcijnse en niet al te spraakvolle linksback van Onder 23 kwam dolenthousiast thuis en vertelde dit keer honderduit wat hij allemaal had meegemaakt; hoe de training verliep en hoe hij liefkozend Kleine Jauke werd genoemd. Zijn mooiste opmerking kwam echter een dag na de wedstijd: “Alles wat Chris heeft voorspeld hoe Utrecht zou gaan spelen dinsdag, kwam ook uit”. “Speel met je hart maar vooral met het hoofd” voegde Thomas er nog aan toe. Hoezo de hand van de trainer?
In ieder geval was het voor de gemiddelde supporter vóór de wedstrijd zo dat het Blauwe hart zei dat er wel een stuntje in zou zitten maar het gezonde verstand (het hoofd) hield dat tegen want Utrecht was immers de nummer 7 van de eredivisie. Na de wedstrijd was het compleet andersom: Het gezonde verstand (het hoofd) wist dat Spakenburg met het strijdplan van Chris en Jorg een enorme stunt had uitgehaald maar het Blauwe hart schreeuwt nog steeds: “Dit kan toch helemaal niet?”
Voor de vaste lezer van deze kroniek is dit wellicht geen nieuws: ik heb een fascinatie voor overvolle en ontploffende uitvakken. Wat ik daar exact mee bedoel? Ga naar YouTube en tik in “Away End Limbs”.
Dinsdagavond in de Galgenwaard had ik vanaf de perstribune niet alleen een prima zitplaats maar ook een fenomenaal uitzicht op het propvolle uitvak met Spakenburg supporters. Het vak had zelfs een “verbreding” want het vak ernaast was eveneens grotendeels gevuld met Blauwe supporters. Niet alleen zij kwamen met 5x keer juichen aan hun trekken (ja, ja, het VAR momentje was ook een reden tot ontploffen), maar vooral ook deze uitvak-fetisjist. Daarnaast deden onze supporters niet onder voor die vanuit het betaalde voetbal. Niet alleen qua aantal maar ook qua sfeeractie. Het levensgrote doek was wederom briljant en origineel tegelijk en de nodige blauwe rookpotten deden de Utrechtse Slow Woob sirene afgaan alsof dit van tevoren zo was afgesproken. Vooraf had ik nog de angst dat ik dit vak niet één keer uit haar dak zou mogen zien gaan maar dat liep gelukkig toch even anders. Mijn vermoeden is sterk dat de beheerders van het YouTube kanaal Away End Limbs er een editie bij hebben!
Tijmen Beekhuis
Wat. Een. Avond. Een avond vol verwondering. Eentje die je maar een keer in je leven meemaakt. Die avond begon overigens nog volgens een enigszins voorspelbaar stramien. Een exodus van supportersbussen richting Stadion Nieuw Galgenwaard waar het uitvak vervolgens volledig Blauw kleurde. Sfeervolle strijdliederen en wederom een fantastisch spandoek maakten het geweldige plaatje compleet. Met als logisch slotstuk een eruptie van kabaal bij opkomst van beide teams. Tot zover de gebaande paden en het geijkte patroon. Maar vanaf het moment dat scheidsrechter van de Kerkhof de wedstrijd in gang blies, zou op deze avond niets meer hetzelfde zijn.
Wanneer ontdek je dat je deel uitmaakt van iets unieks? Van iets dat zelden of nooit wordt vertoond? Van iets dat zo speciaal en bijzonder is dat het voor altijd deel gaat uitmaken van je herinnering? Dat moment was voor mij de 92e minuut. Met nog zo’n 4 minuten extra speeltijd op de klok viel bij mij het kwartje dat ik onderdeel uitmaakte van een voetbalsprookje. Want alles was zoals het hoort te zijn in een sprookje; een onwerkelijke wereld waar fantasie en werkelijkheid in elkaar overvloeien, met verbazende gebeurtenissen en het allerbelangrijkste: een happy end.
Alle signalen waren de hele wedstrijd, en zelfs voor aanvang van de wedstrijd overduidelijk: de Spakenburgse visboer bij het stadion, de uitspraak van Utrecht spelers dat ze geen enkele naam kennen van hun tegenstander, 2 spelers uit ons 2e elftal als bonus bankzitters, de vroege voorsprong, het onheilspellende brandalarm, de onzichtbare VAR als reddende engel, het ideale scoreverloop, ‘het is stil aan de overkant’ klinkend uit Blauwe kelen, vertrekkende Utrecht supporters met nog een kwartier op de klok, de ‘alles of niets’ smeekbede klinkend vanaf de Bunnikside, het Blauw dat op alle plekken in het stadion steeds zichtbaarder werd…
Ik had al deze signalen niet herkend. Ze kwamen allemaal samen vlak voor het laatste fluitsignaal. Toen wist ik het zeker: sprookjes bestaan!
Wat. Een. Feest. Nadat ik Stadion Nieuw Galgenwaard had ingeruild voor de Westmaat zag ik dat de Blauwe voetbalgeschiedenis gevierd werd door een enorme zee van supporters. Met een mix van blijdschap, trots en nog steeds heel veel verwondering dompelde ik mij onder in de euforie. Ik zong mee met ‘We Are The Champions’ en ging met iedereen door m’n knieën want ‘wie niet zit die is niet Blauw’.
Slechts een enkele keer raakte ik de verwondering kwijt. Dat was als ik wat biertjes ging halen aan de bar. Nadat ik mij door een onwerkelijke rij wachtenden had heen gewerkt zag ik een groot en gedreven team van Blauwe vrijwilligers achter de bar staan. Uiteraard op het laatste moment opgetrommeld. Keihard en belangeloos werkend om iedereen van z’n natje en droogje te voorzien. Op dat moment veranderde mijn verwondering in bewondering.
The day after. Na een korte nacht werd al snel duidelijk dat de bekerstunt van onze mooie club een ware mediahype had veroorzaakt. Tv, radio, krant en de sociale media kwamen superlatieven tekort om de prestatie van de Blauwen te duiden. Het draaide deze dag maar om één ding: Spakenburg. In de loop van de ochtend werd dit ook nog eens bevestigd door mijn jongste dochter. Ze heeft een bijbaantje als serveerster in Buute Bolletje, koffiehuis annex broodjeszaak in het centrum van ons dorp. Ze appte dat de hele zaak vol zat met journalisten en cameraploegen.
Even later werd ik gebeld door mijn maatje Tijmen met de retorische vraag of het uitkwam om aan het eind van de middag ons verhaal te doen in de tv talkshow Tijd Voor Max. Een paar uur later reden we naar het Mediapark in Hilversum. We kwamen niet met lege handen want we hadden speciale Blauwe koek bij ons. Een snelle en slimme actie van onze shirtsponsor ’t Stoepje.
Bij aankomst in Studio 23 werden we meteen doorgestuurd naar de visagie om geschminkt te worden. En passant werd ons meegedeeld dat iedereen wordt aangesproken met jou en jij. Bovendien werden we voorgesteld aan de andere tafelgasten. Ik raakte meteen in gesprek met Hanke, haar achternaam had ik niet goed verstaan, ik dacht Bruins-Slot te horen, over de prestatie van Spakenburg. Ze wees overtuigend naar haar blauwe blouse en zei zeer stellig dat ze deze speciaal voor ons had aangedaan. Ze was erg onder de indruk van de prestatie en vertelde enthousiast dat ze tijdens de wedstrijd langs het stadion reed. Via een doorkijkje bij de hoek van Nieuw Galgenwaard had ze 0-1 op het scorebord zien staan. Dat het nog 1-4 zou worden had ze nooit verwacht. Een regelrechte sensatie.
Het was duidelijk dat Hanke wist waarom wij waren uitgenodigd. Uiteraard wilde ik dat ook van haar weten en daarom vroeg ik haar waarom zij kwam aanschuiven aan de talkshowtafel. Hanke keek mij met pretoogjes en een mysterieuze glimlach aan. Ze liet een bewuste stilte vallen en zei met een perfect gevoel voor understatement, timing en zelfspot de woorden die mij sprakeloos maakten: ‘ik mag mij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties noemen’.
Hille Beekhuis